Tunesië

Tunesië

Dinsdag, 26 december

Rond 6.00 uur opgestaan, gewoontegetrouw, veranderde Yves (isn’t he a real Gemini?), op het laatste ogenblik van gedacht en aan de hand van reeds eerder gehoorde argumenten, werd uiteindelijk geopteerd voor de wagen ipv de trein om naar Brussel te trekken. In Zaventem aangekomen, bleek de locatie van de Aquasunbalie niet echt duidelijk op het plannetje aangeduid en het was wel even zoeken voor we de plaats hadden gevonden. Rond 11.00 uur kwam dan eindelijk de baliebediende. Tassen en tickets werden overhandigd en onder het lopen naar de check-in balie, bemerkte Yves dat de uren vermeld op de tickets, niet klopten met de uren die we hadden doorgekregen, inderdaad, volgens de tickets was de departure time: 07:00 pm instead op 01:35 pm. Yves stelde ons gerust en stelde bedaard dat het allemaal wel in orde zou komen. Na heel wat heen en weer getelefoneer en gefax, zou het uiteindelijk een sprint naar het vliegtuig worden. En wat nog nooit gebeurd is, gebeurde… een doodkalme douanebediende kreeg de lumineuze inval om net nú de inhoud van mijn handtas, tot zelfs de inhoud van mijn make-up tasje toe, minutieus te onderzoeken. Toen ik, ietwat paniekerig mededeelde, dat we heel erg dringend het vliegtuig op moesten, antwoordde de doodbedaarde bediende heel kalmpjes: ‘geeft nie, hoor’. In het vliegtuig zaten we nogal dicht bij elkaar gepakt en rond 16.00 uur landden we uiteindelijk veilig en wel in het warme Tunesië (24° C).

Een paar minuten later reden we de met palmboompjes afgezette oprijlaan in van de statige Palm Inn Club (Monastir). Aan de receptie werden de nodige documenten ingevuld en de receptionist vertelde ons in onberispelijk Frans dat we drie kamers (2124, 2126, 2127) zouden krijgen, met zicht op de Middellandse Zee (wow!). De kamers waren subliem: Moorse stijl, bogen en wit-blauwe tegels, met prachtig terras van waaruit de Middellandse Zee, de palmbomen, het zwembad van het hotel ons verleidelijk toelonkten. In onze kamer, een prachtige ruiker bloemen, met daarnaast een potje omwikkeld met aluminiumfolie, met heerlijke aan de bomen gerijpte mandarientjes en appelsienen. Op de karpetten in de badkamer, bloemetjes… Als dat geen hemels onthaal was… ’s Avonds aan tafel genoten van een frisse sla, soep en overheerlijke koeskoes. Iedereen is hier opgeruimd en dit eerste contact, belooft een paradijselijke vakantie. Het buikje vol, trokken we bedwaarts. Buiten was het al pikdonker en koud. De avond valt hier immers al om 17.00 uur, en het is ons vast voornemen om zoveel mogelijk nectar uit de volgende korte dagen te zuigen.

Woensdag, 27 december

Zoals altijd op vakantie, is Yves om 06.00 uur klaarwakker. Samen zagen we de zon opkomen en de warme gloed van het zuiden deed ons plots herleven. Alles is hier zoveel mooier in de zonneschijn, de witte huizen zijn witter dan bij ons, de kleuren zijn zo heel anders, de bloemen bloeien dat het een lieve lust is. Traag loopt een man op het strand, met naast zich een paard, een soort ploeg achter zich aan slepend, waarmee het strand vóór het hotel netjes gehouden wordt. Net als de vogels buiten, die je vrolijk hoort kwetteren, fleur je helemaal op vanbinnen en dat weerspiegelt zich in ieders humeur. Vriendelijke gezichten om je heen, parelwitte tanden en lachende ogen in de getaande gezichten.

Na het ontbijt (met heerlijk vers, nog nooit eerder geproefd lekker appelsiensap) trokken we even naar het strand, en ‘in no time’ was daar al een venter, met gekarameliseerde nootjes. Wim werd al direct een zakje in de hand gestopt, and so did we. Aangezien Wim zijn ziel zou verkopen voor zo’n nootjes, kon Yves aan de smekende ogen van de venter en van Wim niet weerstaan. Nog geen drie tellen later stond daar een tweede venter… Guy kreeg een ketting om de hals, dan Wim en dan ik. Aan de opmerking van Yves over zijn zonen ‘ce ne sont pas des filles, ils ne vont pas les porter‘, stoorde de venter zich blijkbaar niet. En hoe ze het voor elkaar krijgen begrijp ik nog altijd niet, want in geen tijd zit je dan toch in hun netten verstrikt. Yves, blijkbaar het afbieden nog niet verleerd, hield zich aan het vaste afbiedritueel om zijn vooropgestelde prijs te bereiken: afbieden tot één derde van de gevraagde prijs… eerste stap: grote ontsteltenis bij de verkoper, gevolgd door gebabbel, wegtrekken, terugkomen… Uiteindelijk hadden we drie Tunesiërs om ons heen, die ook hun mening over de prijs kwijt wilden, en na veel gepalaber, werd uiteindelijk een prijs overeengekomen en kreeg iedere venter van Yves een sigaar toegestopt, wat ze blijkbaar erg op prijs stelden.

Daarna,  heel de morgen genoten van het zonnetje aan het zwembad. We leken net hagedissen die, boek in de hand, muisstil van de zon genoten. Yves leest Graham Greene’s ‘Our man in Havana‘ , Ann werkt aan de voorbereiding van een poëzieavond rond de thema’s water, vuur, en aarde, Wim verslindt Dirk Brackes ‘Een vlieg op de muur‘, Guy bestudeert allerhande schildertechnieken, en ikzelf doorworstel de laatste bladzijden van een vervolg op de ‘Celestine Prophecy‘.

Om 11.00 uur hebben we afspraak met Mirella, de hostess van Aquasun, we laten ons inschrijven voor twee excursies. Rond 12.30 uur was er rond het zwembad een aperoquiz… Een sceptische Yves wou daar aanvankelijk niet aan meedoen, maar hij was wel één van de eersten om in de rij te gaan staan voor de ‘vrai ou faux’. Winnares was een deelneemster die het als enige oneens was met de stelling dat het oudste mannetje de olifantengroep leidt.

’s Namiddags informeerden we even bij de directeur of er mogelijkheid was om te plankzeilen. De heel bereidwillige directeur ging met ons mee naar het sportcomplex, en wat bleek, Guy mocht om 14.00 uur gratis in zee plankzeilen, onder toezicht van een monitor, die ons met onheilspellende ogen informeerde dat de wind hier soms rare toeren uithaalt. In de namiddag, kon Guy, na wat geworstel met het zeil, met vaste hand de golven trotseren.

Na het avondmaal, speelden we met Wim nog een spelletje Van Daele en Yves won.

Foto plankzeilen Guy

Donderdag, 28 december

Ann en ik zouden vandaag op excursie gaan. ’s Morgens heel vroeg uit de veren en om 5.45 uur Ann wakker gemaakt. Na het ontbijt, kwam de bus met 3/4 uur vertraging. Eenmaal op de bus wist de overigens vriendelijke gids, Ahmed, in aanvankelijk moeilijk te begrijpen Engels, ons te vertellen dat we eerst naar het amfitheater van El Djem zouden trekken. Het indrukwekkende colosseum van het Romeinse Thysdrus troont midden in een grote vlakte olijfboomgaarden. De plaats werd in de eerste eeuw gesticht en de legendarische Berbersvorstin Kahéna verschanste zich met haar aanhangers in het colosseum tegen de oprukkende legers van emir Hassan. In +/ 700 AC verloor zij de slag, en dit betekende meteen het einde van de heerschappij van de Berbers in Tunesië. Ann en ik waren erg onder de indruk van dit gigantische bouwwerk waar gladiatoren water en bloed moeten gezweet hebben. Ann meende in de muren de sporen van de klauwen van wilde dieren te ontwaren. We sloegen ook een babbeltje met een Tunesische student, die met engelengeduld Romeinse mozaïeken in miniatuur namaakte… eerst in spiegelbeeld, daarna zou het geheel met cement overgoten worden, en na verharding omgedraaid.

Buiten het amfitheater kon je van alles kopen aan allerhande kraampjes… een volhardende venter liet ons niet los, en stapte gezwind mee tot we een stel prentkaarten van hem kochten om van hem af te zijn. Tijdens het lopen merkte ik een Tunesische vrouw op die aan de voeten een soort gouden handboeien droeg… Later zou ik in het hotel vernemen, dat vrouwen op de buiten hiermee soms rondlopen vóór ze trouwen, maar moderne Tunesische vrouwen lopen zo niet meer rond (dixit de verkoper van het winkeltje in ons hotel). Daarna volgde een lange rit tussen de golf van Hammamet en de Golf van Gabès, het landschap zou Van Gogh zeker geïnspireerd hebben om er een prachtig schilderij van te maken. De uit de okergele grond kronkelende boomstammen van de olijfbomen is een beeld dat ik nooit meer zal vergeten. Volgens de gids zouden er 22 miljoen olijfbomen groeien in Tunesië. Een deel van de baan was ook afgezet met uit Australië geïmporteerde Eucalyptusbomen, wat voor een aangename frisse geur zorgde. We doorkruisen keurige olijfboomgaarden, die met geometrische precisie aangelegd werden en die reiken tot aan de horizon en de zee… maar ook desolate weidse vlakten en landbouwgrond afgeboord met stekelige cactussen. Hier en daar mannen in wijde kapmantels, spelende kinderen, schapen, ezels, onafgewerkte huisjes, hutten, afvalbergen… gebieden die het gure leven en de armoede van de agrarische bevolking verraden. Stof en verontreiniging rond één van de fosfaatfabrieken (het fosfaat zou afkomstig zijn van het Atlasgebergte).

Daarna volgde een rit in een koets in de oase van Gabès. De landbouw wordt er beoefend op drie niveaus: palmbomen, citrus- en bananenbomen, groenten en henna (voor het kleuren van de haren en de handpalmen en voeten, wat geluk zou brengen). Bij een halte, kreeg de Engelsman die recht tegenover mij zat, twee kameleons op zijn t-shirt, waarvan zijn eega gretig een kiekje nam… de bezitter van de kameleons moest hiervoor wel direct één dinar toegestopt krijgen. Zoals ze in Egypte blijkbaar met het woord ‘baksjiesj‘ in de mond geboren worden, geldt dat hier voor het woord ‘dinar‘. De rijzige palmbomen en het vele groen hebben onder de regen ook iets troosteloos, een indruk die je in de zon waarschijnlijk niet zou hebben.

Onderweg, wordt ook een paar maal gestopt in typische cafés, die krioelen van de Tunesiërs… de furtieve blikken die de mannen ons toewierpen zullen we niet licht vergeten… enerzijds geeft dit je in je midlife een soort kick, maar anderzijds weet je ook niet goed hoe je daarop moet reageren en soms voelde ik me net zo onwennig als een bakvis. De koffie is oftewel berensterk en bitter (zonder melk), ofwel krijg je koffie verkeerd (maar dan wem met héél veel melk).

In Matmata wordt geluncht. We krijgen lekkere soep met speciale rijstachtige vermicelli en een overheerlijke couscous, daarna sappige appelsienen. Aan tafel zaten we met een koppel uit Luik en een dame met haar zoon uit Londen. De Engelse dame zei dat ze Flemish people heel clever vond omdat die zoveel talen kennen… en dat was een compliment dat ons Ann heel trots maakte.

Na de lunch trokken we naar de holbewoningen van Matmata. Deze woningen werden uitgegraven door Berbersstammen, die door de oorlogszuchtige oprukkende Arabieren naar het onherbergzame landschap waren verdreven. Aldus beschermden zij zich tegen de extreme omstandigheden. Volgens onze gids zouden nog een 8000 woningen bestaan. Een stuk van de weg werd afgelegd op de rug van een kameel. Op een kameel zitten, dat is pas machtig! Je wiegt naar voor, naar achter, naar links, naar rechts, op een ritmische, rustige manier… berg op, berg af… Het weidse verlaten landschap en de rust die het uitstraalt geeft je een kosmisch eenheidsgevoel. De kamelen maken een gorgelend geluid, gloe… gloe… gloe… en nu en dan kwam hun opgeblazen, glibberige tong even doorheen de muilband te voorschijn. We zaten met tweeën op een kameel, achter mij een Engelsman, en achter Ann een Engelse dame, die een ‘very British sense of humor‘ had. Toen de Engelse een kiekje van ons nam, zei ze laconiek lachend tegen de Engelsman: ‘I don’t know how we will explain the lady who’s sitting before you, in England…‘. Daarna brachten we een bezoek aan een holbewoning, een vriendelijke Berbersvrouw showde ons haar woning in de rotsen… twee prachtige kindjes en een stokoude vrouw, waren de enige levende wezens in de buurt. De woning zag er knus uit en heel fier toonde ze ons hoe ze daar nog graan malen tussen twee grote platte stenen.

Dan rijden we richting Kairouan, doorheen een bergachtige streek, die veel gelijkenis vertoont met het maanlandschap. Volgens de gids is dit landschap uniek in de wereld en werden daar ook de opnames gemaakt van de film ‘Star Wars’. Vanuit de bus de verlichte omwalling van Kairouan bewonderd en daarna van een avondmaal genoten met een vegetarian Italian-English lady, wiens nieuwe vriend ons trakteerde op een fles wijn. Daarna terug de bus in richting hotel. Onze gids die blijkbaar zijn oogjes had laten vallen op ons Ann, probeerde voor ’s anderendaags een afspraakje los te peuteren, maar aangezien we heel drukke toeristen zijn, die iedere dag een excursie maken, werd dit kordaat maar wel vriendelijk afgewimpeld…

Vrijdag, 29 december

Genoten van de zon. ’s Namiddags trokken Ann en ik naar een ‘gommage’-demonstratie in een Moorse hamam. We dachten: ‘doen dus!’. Toen we arriveerden, hing daar een zoeterige wierooklucht. Er waren twee Duitse dames en een gezette Tunesische dame in kamerjas. Deze laatste verstond geen jota Frans, Engels of Duits. Dit zou dus moeilijk worden. We moest in badpak en met houten wankele slippers aan de voeten onder de douche. Daarna trokken we naar een grote, met blauw-witte tegels afgezette stomende, dampende ruimte. Groot was onze verbazing toen de gezette Tunesische in een kanten zwart slipje rondliep, waarbij haar weelderige vormen alle kenmerken van een vruchtbaarheidsgodin tentoonspreidden. Ons Anneke, zei met een ietwat hopeloze stem… ‘in wa voar n’n oerekot zien me miender ier beland?’ De Tunesische wees mij aan en ik moest als eerste slachtoffer mee naar een aparte ruimte, waar ik op een stenen tafel moest gaan liggen. Ze rukte mijn badpak naar beneden tot op heuphoogte en met een ruw washandje begon ze mijn huid te schrobben… Nu en dan deed dit helemaal geen deugd en kreeg ik het gevoel dat ze me een pandoering zou geven. Toen moest ik op de buik gaan liggen en de brutale matrone trok resoluut mijn badpak tussen mijn bips… hierna moest ik toch even slikken met een wrang gevoel van ‘wanna go back to mommy‘… en mijn backside onderging hetzelfde lot. Daarna mocht ik terug gaan douchen en stomen… oeff… Intussen waren er drie Franse meisjes bij gekomen… en eentje vroeg mij met een bang stemmetje: ‘est-ce que ça fait mal?’, waarop ik moedig ontkennend probeerde te antwoorden. Terwijl Ann aan de beurt was, babbelde ik wat met één van de Duitse dames, die al drie weken in Tunesië met vakantie was. Eén van hun reisgezellen was van een kameel gedonderd en had zo een rugletsel opgelopen. Iedere dag ‘braucht die eine Spritze’. Een ietwat gedesillusioneerde Ann kwam de dampende ruimte binnen en ik denk ook dat het voor haar net als voor mij bij die éne unieke ‘gommage’ zal blijven.

Yves, Guy en Wim hebben er vanavond duchtig op los geflipperd, zo erg, dat één van de elastieken van de kleppen loskwam en zo de uitgang voor de balletjes versperde… De flipper kantelen haalde niet veel uit en de flikkerende oranje letters TILT sierden een hele poos het scorebord. Daarna werd tafelvoetbal gespeeld met de winkelier van het souvenirwinkeltje, die een heel hoge castraatstem had, en met een schreeuw een gat in de lucht sprong na iedere goal, wat nu en dan hevig op onze lachspieren werkte.

’s Avonds heeft zowat iedereen zijn bezigheid… Guy tekent erop los… rond de thema’s leven en dood voor zijn jaarwerk, Ann en Wim zwemmen of lezen, bij gebrek aan andere lectuur heeft Yves Ann’s ‘Tales of the Unexpected‘ getackeld van Roald Dahl… en telkens informeert Ann geïnteresseerd aan welk verhaal hij nu bezig is.

Zaterdag, 30 december

Allemaal rond 5.30 uur opgestaan en na het ontbijt met een busje richting Kairouan getrokken. Zo ontdekten we een deel van Sousse, waardoor Ann en ik toch een andere indruk kregen van Tunesië. Onze vorige excursie had ons voornamelijk doorheen het agrarische gedeelte gevoerd. Sousse daarentegen bleek een heel moderne stad te zijn, met heel veel hotels, mooie lanen en grote winkels. Wat ons ten zeerste verwonderde, was de trein, die dwars doorheen de stad zoefde. Daarna reden we naar Kairouan (80.000 inwoners), de hoofdstad van de Aghlabiden. Het ligt op de kruising van toendertijd belangrijke karavaanwegen (kairouan = karavaan). Kairouan komt direct na Mekka, Medina en Jeruzalem als heilige stad van de Islam. De moskeeën en graven vormen een reisdoel voor pelgrims uit de hele islamitische wereld. Het merendeel van de bevolking werkt in de landbouw, de rest leeft van ambachten en toerisme. Thuis verwerken de vrouwen de wol van de eigen schapen. De wol wordt geborsteld, gewassen, geverfd. Daarna wordt de wol geknoopt en geweven en zo ontstaan dan de beroemde tapijten.

Eerst brachten we een bezoek aan de beide ronde waterbassins uit de tijd van de Aghlabiden (+/ 800 na Christus), die toen van water voorzien werden door een aquaduct uit de nabijgelegen bergen. Het kleine bassin diende om het water te zuiveren, daarna liep het water over in het grote bassin om vandaar naar de drinkwatervoorziening van de stad geleid te worden. De oude heiligengraven die eromheen liggen, worden beschermd door een muur van baksteen.

De Grande Mosquée, omringd door buitenmuren, lijkt wel een vesting. Door de enorme toegangspoort geraakt men op een imposante binnenplaats, die omringd wordt door een dubbele zuilengang. Een indrukwekkende minaret uit de 11de eeuw overheerst het complex. De gids legt ons uit hoe via een ingewikkeld net van filters, het water verzameld wordt in vier collectoren, die in de marmeren vloeren van de binnenplaats zijn ingemetseld. Het gefilterde water wordt dan naar onderaardse putten gevoerd. De zonnewijzer hebben we niet van dicht kunnen bekijken, door de grote belangstelling. Het gewelf van de grote gebedszaal, waarvan de vloer bedekt is met tapijten, wordt gedragen door 600 Romeinse en Byzantijnse zuilen. We mogen helaas deze zaal niet betreden.

Daarna trokken we naar de Moskee Amor Abbada, de sabelmoskee, waarin zich ook het mausoleum van de heilige Sidi Amor Abbada bevindt. Deze laatste was een vriend van Mohammed, die altijd drie baardharen van de profeet bij zich had. De moskee is over zijn graftombe heen gebouwd, en wordt ook wel moskee van de barbier genoemd. Het mausoleum, dat voorbehouden is aan de mohammedanen, mochten we niet betreden. Ik zal nooit de gelukkige glinsterende ogen van een oude mohammedaanse vrouw vergeten, die net bij het graf van de heilige Sidi Amor Abbada geweest was en haar schoenen terug aantrok.

Daarna werden we een tapijtenwinkel binnengeloodst, waar eerst een Berbersvrouw een demonstratie gaf hoe tapijten geknoopt worden. Daarna werden we in een andere zaal gebracht, waar we allen op een hyperstraffe koffie of thee werden getrakteerd, terwijl een vlotte Tunesiër ons inwijdde in de geheimen van de tapijtkunst… we waren erg onder de indruk van de grote diversiteit aan tapijten. Daarna probeerde men ons natuurlijk te overhalen om een tapijt te kopen, maar we besloten maar wijselijk hiermee nog wat te wachten. We hadden bijna ons hart verloren aan een prachtig groot lichtblauw-wit tapijt.

Het busje bracht ons dan naar de soeks, waar we 3/4 uur de tijd kregen om te winkelen. Kuieren in de smalle steegjes van de medina is voor mij het einde. Het doet me denken aan de schilderijen van Jeroen Bosch, waarop je niet uitgekeken geraakt en waarin je telkens opnieuw nieuwe taferelen ontdekt. Amper na een paar meters lopen, snuif je de typische geuren van kruiden en wierook, zit je midden in de rommelige bedrijvigheid, lawaai en exotisme… druk onderhandelende, lachende Tunesiërs, zwaar beladen ezeltjes, karren, geiten, schapen… Wat een verschil met onze kille grijze straten waar elk voor zich uit voortsnelt, haastig de tijd achterna lopend. Ieder gekocht voorwerp heeft hier een verhaal, door het ritueel van het afbieden, wordt het contact met de verkoper aan het gekochte voorwerp gekoppeld. Ditzelfde gevoel had ik in Egypte… na twee jaar roept ieder beeldje bij het afstoffen nog een aparte mooie herinnering op.

Voor Guy, die verliefd is geworden op de Tunesische waterpijpen, worden de prijzen vergeleken en Yves kan er, na wat afbieden, één bemachtigen voor 35 Dinars. De bereidwillige verkoper legt ons de werking van de waterpijp uit en rent voor ons naar een winkeltje om twee pakken tabak te halen.

Daarna trokken we terug naar het hotel, waar Yves en Wim nog meededen aan een pingpongtornooi en karabijnschieten.

Zondag, 31 december

Een regenachtige dag… Aanvankelijk wisten we niet goed wat aangevangen, na wat heen en weer gepraat werd geopteerd voor een uitstapje naar Port El Kantaoui. We namen twee taxi’s, want dit bleek uiteindelijk voordeliger dan de bus. Port El Kantoui is een prachtige jachthaven in Moorse stijl, met witte huizen, heel veel bloemen en terrasjes. Ann kocht een riem voor Bart en een marmeren ei voor Bart’s mama. Wim werd hevig bekoord door een ‘speciale’ Tunesische jas, die we echter te prijzig vonden. We besloten om later iets gelijkaardigs te gaan zoeken in de soeks. Onder de gietende regen besloten we om een toch te maken in de aquascoop, maar heel veel hebben we onder de zeespiegel helaas niet gezien, enkel planten en sporadisch enkele minuscule visjes. Daarna genoten van een heerlijke ‘echte’ spaghetti en pizza op een terrasje en na het eten was de warme zon weer van de partij. We maakten nog een wandeling naar de pier en hier was de zee helderblauw en doorzichtig.

Daarna met het toeristentreintje ‘the happy noddy train‘ naar Sousse… de bestuurder was een heerlijke optimist die voor ons een ‘special price’ maakte. Hij vond dat Wim verbazend veel geleek op Jean-Claude Van Damme, wat Wim blijkbaar aangenaam in de oren klonk, en met Arabische muziek in de oren en gelach werden we uiteindelijk in de Sousse gedeponeerd. Een overmoedige Yves stelde voor om te voet, langs het strand, terug naar het hotel te wandelen… maar dit stuitte op heel wat verzet vanwege onze offspring. We trokken naar het centrum van Sousse en stonden weer eens vol bewondering te gapen naar de over het grote plein daverende trein. Daarna trokken we naar de soeks, op zoek naar een geschikte kapmantel voor Wim. In de smalle oriëntaalse steegjes heerste een drukte van jewelste: tapijthandelaren, juweliers, wevers, mandenvlechters, kleermakers, aroma’s van kruiden- en parfumwinkeltjes, beenhouwers (brrr… heel smakelijk was het zicht wel niet altijd, koeienkoppen, ingewanden…), groentenboeren… getaande jonge en oudere gezichten met verrassend levendige kijkers die je met ongecompliceerde eenvoud aanstaren. Hier snuif en proef je Tunesië: bruine, oker en oranje tinten, warmte, Arabische muziek, alles herinnert je hier aan immense vlakten en de rustige stap van eenzame kamelen… De sfeer is hier zoveel meer ‘native‘ dan in het hotel waar we verblijven, waar opdringerige en luidruchtige Duitse toeristen de scepter zwaaien en erin geslaagd zijn om ’s morgens iedereen kippenvel te bezorgen met hun Duitse songs, die ons doen denken aan de Hitlerjugend. Waarom de gebruiken en gewoonten van een volk persé willen aanpassen aan de toeristen? Duitsers zouden er toch ook geen seconde aan denken om Arabisch te gaan leren omwille van de toeristen?

Wim vond de jas van zijn dromen en we konden hem bemachtigen voor 11 Dinar… aanvankelijk gevraagde prijs: 35 Dinar… de aanhouder wint, doesn’t he? De jas in aardekleuren, donkerbruin, okergeel, wit staat hem beeldig en geurt heerlijk naar linnen (geuren die je koppelt aan het platteland, aan hooi en korenvelden).

We kochten nog een klomp nougat en amandelbrood. Guy kocht henna voor Violette en daarna doken we een taxi in, richting Monastir. De taxi-driver vertelde dat hij erg van Belgisch voetbal hield. Heel fier vertelden we hem dat Wim ‘gardien de but‘ was van de heel bekende Brugse ploeg, ‘Dosko’. De taximan vertelde verder nog dat hij twee dochtertjes had en dat het leven in Tunesië zeker geen lachertje was.

In het hotel nog wat zitten lezen buiten. Ann en Wim zijn nog gaan zwemmen. Eigenaardig, maar ik moet nog maar mijn kop in de hotelhall steken, een zoekende uitdrukking op het gezicht, of de sportanimators Abdu en Imed, weten mij ongevraagd te vertellen waar ons Ann uithangt.

’s Avonds was er eerst aperitief in de bar en daarna trokken we naar de eetzaal voor het galadiner van de Sylvesternacht. Sfeer en ambiance waren troef. Rond 23.00 uur kwam er nog een buikdanseres die een performantie ten beste gaf op een kleine tafel, en om middernacht kreeg iedereen een masker op en werd er uitbundig gedanst en gelachen. Rond 1.00 uur trokken we naar boven, Ann en Guy bleven nog op tot 2.00 uur.

Maandag, 1 januari

Deze morgen genoten van een stralende zon in ligstoel aan het zwembad. Ann, Guy en Wim speelden volley-ball op het strand, daarna in zee gezwommen en gevoetbald. Yves en Guy trokken ’s namiddags naar Monastir, want Guy wilde nog wat cadeautjes voor zijn vrienden kopen.

’s Avonds was er nog van alles te doen in het hotel. Eerst was er bingo, ik won een pluchen dromedaris, maar moest dan wel voor het publiek zingen. Na een kort ‘poor me‘ gevoel, zong ik dan maar moedig het alombekende ‘My boney is over the ocean‘. Daarna was er een Tunesische avond, met prachtige Tunesische dansen en een buikdanseres.

Dinsdag, 2 januari

This is departure day. Valiezen gepakt, genoten van de allerlaatste zonnestraaltjes. In het vliegtuig was het meteen aan te voelen dat we weer naar België trokken, een paar passagiers waren blijkbaar ontevreden over de weinige ruimte die ze hadden voor hun handbagage, een paar reizigers zaten op de verkeerde plaats, wat ontevreden commentaren uitlokte. Dag lieve zon, dag vriendelijk lachende Tunesiërs… Belgium is in sight again.

Personnages in het hotel die we waarschijnlijk niet zullen vergeten:

  • een rijzige, gebruinde Duitser, die al een maand in dit hotel verblijft en die soms op de zenuwen werkt van het personeel en opvalt doordat hij steevast het buffet plundert… bij iedere maaltijd een appelsien of vier en een vijftal clementientjes of mandarijnen
  • de tapijtenhandelaar in het hotel, die altijd maar komt zeuren of wij nu een tapijt willen kopen… Yves heeft hem wijsgemaakt dat hij volgende week nog eens moet komen informeren als we terug zijn uit Djerba… wat de man niet weet is dat we helemaal niet naar Djerba gaan, maar morgen naar huis gaan
  • een Tunesiër die hier iedere dag de mensen probeert warm te maken voor een kamelentocht, the same story as above
  • het mannetje uit de pizzabar, die ’s avonds met veel zwier uit een zilveren ketel de munttee aan je tafel uitgiet… waar de kinderen op oudejaarsavond heel veel plezier mee gehad hebben
  • Claudine, de babysit van het hotel, een heel dynamische Tunesische Gentse, met een indrukwekkende krullebol… die kwa gestalte perfect bij de kinderen paste en heel vlot quizzen kon leiden in verschillende talen
  • onze lieve kamermeid, die dag in dag uit met de glimlach de kamers netjes hield… niettegenstaande de vakantiestop in het hotel
  • onze bereidwillige aardige kelner, die ’s middags ook actief was in de pizzabar