Egypte

Egypte

14-21 augustus 1994

Met de wagen naar het station van Brugge (auto in de gloednieuwe parking geparkeerd) en dan naar Brussel met de trein. Wat rondgelopen in de luchthaven in de taxvrije shops en voor Ann een eau de toilette en voor Yves sigaren gekocht. Het vliegtuig dat om 15.55 uur zou vertrekken had een half uurtje vertraging. In het vliegtuig zat Guy aan het venster, omdat dit zijn eerste vlucht zou worden. Naar schatting zaten er zo’ n 300 man aan boord. We kregen een lekker maal voorgeschoteld: feta met groenten, kip met rijst, een perzik met pudding en een kopje koffie. Om de film op de televisie te kunnen volgen, kregen wij koptelefoons, de onderschriften waren in het Arabisch. Tijd gevuld met kranten lezen, boek, televisie, indutten. In een Engelse krant is mijn oog gevallen op een mooi gedicht dat precies beantwoordt aan de teneur of my feelings during the past holidays:

Outgrown (by Penelope Shuttle)

It is both sad and a relief to fold so
carefully
her outgrown clothes and line up the
little worm shoes
of childhood, so prudent, scuffed and
particular.
It is both happy and horrible to send
them galloping
back tappity-tap along the misty chill
path into the past.
It is both a freedom and a prison,
to be o
utgrown
by her as she towers over me as thin

as a sequin
in her doc martens and her pretty
skirt,
because just as I work out how to be a
mother she stops to be a child.

Na een zestal uur vliegen landden we uiteindelijk in Luxor rond 22 uur.

Toen we uit het vliegtuig stapten waaide de hitte ons als een warme föhn tegemoet en een volgepropt busje bracht ons naar de luchthaven, waar de paspoorten gecheckt werden. Toen we de valiezen wilden ophalen, kreeg ik de kans niet om die zelf te dragen, want mannen in djellaba verdrongen zich om dat voor mij doen. Wat overdonderd slaagde ik er ten slotte in mijn valies te recupereren na de man wat baksjiesj (zakgeld) gegeven te hebben. Aan de uitgang van het vliegveld, vertelde iemand van de organisatie ons, dat wij, als wij een Engelse gids wensten, in één van de eerste twee bussen dienden te stappen. Onze gids bleek uiteindelijk toch Frans te spreken, maar dat vonden we niet zo erg.
In de bus kregen we een eerste staaltje van de Egyptische rijmentaliteit te zien, in het halfduister reden koetsen, fietsers, auto’ s, ezels met hun vracht kriskras door elkaar en daarbij bleek de toeter een allernoodzakelijkst accessoir. Aan de kant van de weg zwaaiden mannen en mooie kinderen…
Tijdens de rit vertelde de gids ons wat we zo allemaal zouden gaan doen. Voor onze groep koos ze de naam “Ramses” en onze gids heette “Hala”, wat in het Egyptisch “halo” betekent, zij zal dus, zo beweert zij toch, ons licht in Egypte zijn.
Na een dolle rit van een tiental minuten, konden we op de boot. De drie kajuiten die we kregen waren tiptop in orde, alle uitgerust met twee bedden, een bureau, een douchecel, met lavabo en toilet. Na een lekker maal, opgediend door zeer bereidwillige kelners, werden de valiezen vlug uitgepakt, de boot verkend, en trokken we moe maar tevreden naar bethléhem…

Maandag 15 augustus

De oevers van de Nijl, die’ s avonds in de duisternis gehuld waren geweest, ontplooiden zich’ s morgens in volle pracht in de opgaande zon. Heb daar zeker een tiental minuten – vanuit het open venster van de kajuit, warme deugddoende lucht in het gezicht – gebiologeerd zitten staren naar een landschap dat eeuwig op mijn netvlies gebrandmerkt zal blijven. Palmbomen overal, intens groen, het befaamde ‘Nijlgroen‘, fel contrasterend met de gele kleuren van de woestijn… un paysage coupant le souffle.

Rond 8.00 uur via de telefoon door een heel vriendelijke mannelijke stem’ gewekt’ en na een uitstekend ontbijt om 9.00 uur vertrokken we met de bus naar de tempel van Karnak.

Gisteren op de bus kregen we al een idee van de kunde van onze gids. Deze dame is heel tof, heeft een scherpe geest en heeft zich duidelijk tot in de details in haar job verdiept. Bovendien kan je voelen dat ze een heel grote liefde koestert voor haar land… dat belooft dus.

De tempel van Karnak is gewijd aan de god Amon-Rê en biedt een grote diversiteit van stijlen aangezien die gebouwd werd door de farao’s van de XIIde dynastie en later uitgebreid en versierd door de volgende generaties. De werken werden uitgevoerd onder Thoetmosis I en Hatsjepsoet, Thoetmosis III, Ramses I, Sethi I, Ramses II, Sethi II, Ramses III, de koningen van de dynastie Bubastite, de koningin Tahaya en de Ptolemeëers.
Ons allereerste contact met de Egyptische bouwkunst waren de veertig imposante sfinxen met ramskoppen, overblijfselen van een kilometerslange sfinxenlaan, die vroeger de verbinding vormde tussen de tempel van Luxor en Karnak. Tussen hun poten houden de sfinxen een afbeelding van farao Ramses II. De sfinxen sluiten aan weerszijden de opgang af naar de 43m hoge eerste piloon van Karnak. Ook erg indrukwekkend is de grote zuilenhal: 16 rijen van 134 imposante zuilen. Alle zuilen zijn identiek en eindigen in een papyrusvormig kapiteel, de wanden versierd met prachtige reliëfs en hiërogliefen. Hier en daar ziet men nog restjes verf, en oorspronkelijk moeten de bonte kleuren deze tempel prachtig gesierd hebben. Wat moet het tof geweest zijn om in die tijd in die tempel te leven… Het heilige meer (le lac sacré) werd gebruikt voor processies te water en werd bewoond door heilige ganzen. Op een uithoek van dit meer kregen we een grote granieten scarabée te zien. Volgens de legende moet je er zevenmaal rond wandelen en daarna een wens doen. Hala maakte ons wijs, dat alle wensen altijd uitkomen. Braafjes deden we dan maar een wens. Yves en Wim waren heel nieuwsgierig naar mijn wens, but I could keep it secret (gna… gna… zou Ann zeggen)… het had iets met regenbogen te maken…


De muren van Karnak omsloten oorspronkelijk vele obelisken, maar slechts weinigen doorstonden de tand des tijds. De grootste nog rechtopstaande obelisk draagt de naam van koningin Hatsjepsoet, de zich als man kledende koningin. Deze obelisk doorstond de eeuwen omdat Thoetmosis III, door de koningin verstoten maar later één van haar opvolgers, de obelisk aan het gezicht onttrok door er een muur omheen te bouwen. Door de obelisk aan het gezicht te onttrekken, wilde hij wraak nemen op Hatsjepsoet. De steen werd gekapt uit de roze granietsteen in Aswan en werd in zeven maanden via de Nijl naar Karnak overgebracht en aldaar opgesteld. Alhoewel het snikheet was lichtte Hala ons alles van naaldje tot draadje toe, zonder haar enthousiasme te verliezen, en soms was het bijna vechten om een plekje in de schaduw, terwijl ze haar uitleg deed.

Toen we naar de bus terugkeerden probeerden een paar Egyptenaren beeldjes te verkopen aan Guy… na wat marchanderen kon Yves er vijf krijgen voor een heel schappelijke prijs.
Onze eerste indruk van de Egyptenaren: ze stralen een oprechte hartelijkheid uit, ze zijn vriendelijk en gastvrij. Toch kan je je niet van de indruk ontdoen dat er in dat land iets niet klopt… Egypte heeft iets magisch maar ook iets schrijnend tragisch, want de bevolking staat toch zó veraf van de hoog ontwikkelde cultuur van hun voorvaderen… In hun brave blikken bespeur je de raadselachtige discrepantie tussen twee werelden, een diepe kloof tussen de huidige armoede en de fabuleuze cultuur en schatten van hun voorvaderen. Als je kijkt in de mooie vragende ogen van de kinderen en naar de handjes die bedelen om baksjiesj, dan besef je pas goed dat dit land nog een heel lange weg af te leggen heeft.

Deze namiddag wat geluierd op de boot, Guy en Wim hebben het zwembad en de tafeltennis uitgeprobeerd, Yves en Ann hebben zitten lezen… Ikzelf was doodmoe en heb geopteerd voor een deugddoende siësta.
Omdat de kinderen er deze avond nogal pips uitzagen kropen ze rond 21.00 uur al onder de veren. Yves en ik genoten nog wat van de heerlijke zomeravond boven op het dek, wat gelezen in mijn boek ‘A friend from England‘ van Booker Prize winnares Anita Brookner en nog wat gebabbeld met Hala. Zij woont in Caïro, werkt één week per maand en is daar heel tevreden mee, heeft twee kindjes en haar man is gevechtspiloot. Ze verstrekte ook wat informatie over het toerisme in Egypte, het huidige dieptepunt, de cruiseboten, de problemen waar het land zoal mee te kampen heeft.
Wat ons ook wel zal bijblijven van een avond op het dek is het gekletter en de geur van allerhande brandende insecten die tegen een soort van verlichte grills, die ’s avonds aan alle kanten van de boot opgesteld waren, aanvlogen.

Toen we rond 22.30 uur naar onze kajuit trokken botsten we recht op Ann, Guy en Wim,  die, wakker van de muziek van de disco, in vol ornaat net hun kajuit aan het verlaten waren, discowaarts… Aangezien we morgen weer vroeg uit de veren moesten, was dit echter zonder de waard gerekend. Ietwat ontgoocheld, maar met de stellige belofte dat ze de disco een andere keer wel zouden kunnen uitproberen, keerden ze terug naar hun respectievelijke kajuiten.
Terwijl ik hier zit te pennen, ligt Yves vredig te slapen en de ‘snoring machine’ raakt langzaam maar zeker op dreef, de disco hierboven draait zijn zoveelste plaatje ‘It’s my life‘… and I feel a sudden urge to dance… in pyama, met blote voeten op het zachte tapijt… mmmm…. heerlijk is het hier. I’ll never go home again…

Dinsdag, 16 augustus

Deze morgen rond 8.00 uur wakker geworden door het getater buiten. Toen ik de gordijnen opentrok stonden daar een vijftigtal koetsen klaar om ons naar de tempel van Edfoe te brengen. Yves, die tijdens de vakanties altijd vroeg wakker is, vertelde dat de paarden, rond 6.00 uur, één voor één, een bad hadden gekregen in de Nijl. In de vroegte halen ook de vrouwen met kruiken hun voorraad water voor de dag. Terwijl ik naar het bont gedoe van deze koetsen zit te staren, merk ik een viertal mannen op de trappen van de kade, die om beurten een trekje doen aan een waterpijp. Wat een zalig, mooi, vredig zicht is dat.
Na een lekker ontbijt, mocht iedereen de koets in. De onze zag er heel krakemikkig uit en van het graatmagere paard kon je de ribben tellen. Guy zei dat ie heel veel medelijden had met het arme dier. De naam van de koetsier was Alibaba… en Yves kreeg al direct de naam Rambo toegemeten. Wim mocht vooraan zitten en nu en dan mocht hij alleen de teugels vasthouden. Het werd een dolle kleurrijke rit en op een gegeven ogenblik ging de gammele koets bijna uit de bocht en vreesde ik voor het ergste. Dit was ons allereerste contact met het kleurrijke straatleven van Egypte. We passeerden in ijltempo zwaaiende mannen en kinderen, kraampjes uitpuilend van meloenen, druiven, avocado’s, cotonnades (djellaba’s, tafellakens, t-shirts), fietsen, ezeltjes met alle mogelijke en onmogelijke ladingen, vrouwen in zwarte gewaden die sierlijk en moeiteloos de grootste vrachten op hun hoofd torsten… Na een kiekje met de koetsier waren we klaar om Edfoe te gaan verkennen. We konden niet nalaten eventjes te staren naar al het moois van de kraampjes en als een hoop bijen vlogen en zwermden de verkopers om ons heen. Maar resoluut, als volleerde globetrotters, deelden we mede dat we eerst de tempel zouden gaan verkennen.
Volgens de gids werd deze tempel, die gewijd was aan de zonnegod Horus, ontdekt door de Franse Egyptoloog Auguste Mariette (rond 1854). De tempel was bedolven onder het zand en is één van de best bewaarde. Vóór de eigenlijke poort staan twee valkenbeelden van donkergrijs graniet, die Osiris voorstellen. De naam Edfoe betekent ‘plaats van vergelding’, wat betrekking heeft op de strijd tussen Horus en de als een nijlpaard afgebeelde Seth, waarvan de binnenzijde van de buitenmuur een uitgebreid en gedetailleerd verslag geeft. Onze gids gaf wat uitleg over de mythologie. Horus is de zoon van Isis en Osiris en Seth, de broer van Osiris vertegenwoordigt het kwaad. Isis zou een kind (=Horus) gekregen hebben, nadat Osiris door Seth in 42 stukken werd gehakt die verspreid werden over heel Egypte. Isis kon al de stukken terugvinden, uitgezonderd één (zijn geslachtsdeel), en slaagde erin Osiris weer levend te maken. Ondanks het ontbrekende geslachtsdeel baarde zij toch een zoon… het verwantschap met het katholicisme wordt hier door Hala even aangehaald (Maria).

Na het bezoek aan deze prachtige tempel, baanden wij ons een weg doorheen de vele kraampjes. Een opdringerige verkoper probeerde ons t-shirts te verkopen, Ann en Guy stonden in een mum van tijd in djellaba’s met een tulband rond het hoofd… Ann besloot om de djellaba te houden, Guy opteerde voor de tulband en we kochten twee t-shirts… na het hardnekkig marchanderen van Yves. Ik maakte me maar uit de voeten, kan daar niet goed tegen. De verkoper vroeg dan of hij een aandenken van Ann mocht houden, hij probeerde eerst haar ringen af te pingelen, maar zij vermeldde dat dat niet ging, omdat zij die van haar vriend gekregen had. Dan wilde hij haar plastieken armbandje van Dranouter, maar hij stootte op een resolute njet… want daar waren dan weer een paar mooie herinneringen aan gekoppeld. Nadat iedereen een kus gekregen had, slaagden we er eindelijk in weg te geraken.

In de namiddag genoten van een heus zonnebad op het quasi verlaten achterdek. Helemaal alleen, in een relax, in kleermakerszit… mmmm! Wat een indrukwekkende stroom, wat een prachtig landschap… Wow, om nooit meer te vergeten. Yves heeft wat zitten lezen, Ann houdt haar reisdagboek bij, Guy en Wim verlustigen zich aan het zwembadje en hebben er een paar nieuwe vrienden bij, Tom en Jan.

’s Namiddags trokken we naar Kom ombo. Kom ombo ontleent zijn betekenis aan de dubbele tempel die aan twee godheden is gewijd: aan Sobek met de krokodillenkop en Horus, die met een valkenkop wordt afgebeeld. De tempel bleek niet zo goed bewaard als de overige, maar de bas-reliëfs zijn puntgaaf. Op de binnenzijde van de buitenmuur een aantal opmerkelijke reliëfs met chirurgische instrumenten en bouwkundige gereedschappen.
Bijzonder is eveneens de afbeelding van Isis, die staande baart, waarbij het kind in een soort stoel wordt opgevangen. Ook een mooi reliëf dat de tempelgod Sobek, afgebeeld als een krokodil, in zittende houding toont tegenover de van een valkenkop voorziene Horus. Beiden houden het ankh-teken vast, symbool van het leven en bron van een magisch-beschermende kracht, in de hand.

Onze gids vertelde wat over de moderne technieken waarover de Egyptenaren toen beschikten, ook in de geneeskunde. Zo vertelde zij dat ze een probaat middel kenden om te bepalen of iemand al dan niet zwanger was. De vrouw moest urineren over een pot met verse vijgen vermengd met een speciaal mengsel. Als de vijgen goed bleven, dan was de vrouw zwanger. Ze konden ook het geslacht van de foetus bepalen: de vrouw moest urineren in een pot gevuld met tarwe en een pot gevuld met haver, weerom met een speciaal mengsel. Naarmate de haver of de tarwe kiemde kon men bepalen of het om een jongen of een meisje ging. Ook schedelboringen werden toen al uitgevoerd. In een mummie in Caïro zou men de sporen van een schedelboring kunnen zien.

De Romeinse invloed blijkt ook uit het Romeinse Hathor-heiligdom, dat gebruikt wordt om de mummies van heilige krokodillen te bewaren. Men vindt er ook een put, die fungeerde als nijlometer en waarin een krokodil verbleef die gevoed werd met levende gevangenen… brrrrr…. arme gevangenen!
Vanuit de tempel hadden we een mooi panorama op de Nijl en omgeving en vandaar konden we ook rustig naar de kraampjes kijken, zonder dat de zwermen verkopers aan ons lijf klitten. Guy kon vanop de hoogte op z’n gemak de djellaba van zijn dromen kiezen en Ann een houten snaarinstrument… We konden wat afpingelen op de prijs, wat niet makkelijk was zonder Yves in de buurt… ook in het terugkrijgen moesten we op onze hoede zijn, want we betaalden in dollars en kregen terug in Egyptische ponden en met hun voortdurend getater is het niet evident om een al niet altijd efficiënte rekenknobbel in die omstandigheden optimaal te laten functioneren. Ons Ann kreeg een huwelijksaanzoek, de Egyptenaar zei: “Que tu es belle, es-tu mariée?” Waarop Ann prompt antwoordde:   “Non, mais j’ai un ami.” “Ca ne fait rien, I am single…”, antwoordde de Egyptenaar kordaat. “Je voudrais bien t’épouser“. Met een verontwaardigde, ietwat verlegen glimlachende Ann, trokken we terug bootwaarts. ’s Nachts vaarde de boot naar Aswan.

Woensdag, 17 augustus

Deze morgen werden we om 3.30 uur gewekt. Samen met Ann trok ik met een groepje naar Aboe Simbel. De bussen stonden klaar en we kregen elk een smakelijk lunchpakket. Een tocht van 3 uren doorheen de Sahara zou ons naar Aboe Simbel brengen. Naarmate het klaarder werd, begonnen de tinten van de woestijn te veranderen, ze varieerden van okergeel, naar geel, grijs, bruin… Een subliem zicht was dat. Op een gegeven moment konden we een prachtige zonsopgang aanschouwen. Onderweg kwamen we ook groepjes dromedarissen tegen en nu en dan moesten we ook doorheen een politiepost. De woestijn lag er heel verlaten bij, de huizen die ze voor Nubiërs hebben opgetrokken, zijn verlaten…

Na een lange ietwat monotone tocht, met als enig geluid het continue getater van de buschauffeur en de mecanicien (ze zeggen dat vrouwen kunnen kletsen, maar daar kunnen wij een punt aan zuigen…, die twee hebben een zestal uur (h-t) onophoudelijk zitten kwekken)… mamamia… konden we uitstappen in Aboe Simbel.
De statige gigantische beelden, die hier al 3200 jaar staan, de stille getuigen van een uiterst vernuftige beschaving, laten ons niet onberoerd. En onwillekeurig denk ik aan oma, die ongemerkt een traan wegpinkend, zou gezegd hebben, “que c’est touchant” . Onze gids legt uit wat een uitdaging het betekende om Aboe Simbel te redden. Met de hulp van de Verenigde Naties werden de tempel van Aboe Simbel en Nefertari gered. Aboe Simbel werd in grote stukken van 30 ton gezaagd en 64m hoger en l80m verder het binnenland in op een voor het water van het toekomstige meer onbereikbare plaats weer opgetrokken onder een immense koepelvormige kunstmatige nieuwe berg. De oriëntatie t.o.z. de zon en de onderlinge verhouding en plaatsing werden niet veranderd. De rotstempel van Aboe Simbel en de kleine tempel werden gebouwd door Ramses II. De kleine tempel werd gebouwd ter ere van Hathor en Nefertari, Ramses’ geliefkoosde echtgenote.

Vóór de grote tempel zitten vier kolosfiguren van Ramses van ongekende grootte: 20m hoog. De neuzen meten bijna 1m, de gezichten in de breedte 4m. De tempel is zodanig geconstrueerd dat tweemaal per jaar (nl. op 20 februari en 20 oktober) de stralen van de zon precies via de ingang het interieur, de grote hal met acht kolosbeelden van Ramses verlichten, vervolgens de voorhal en het heiligdom passeren om uiteindelijk de vier godenbeelden volledig in het zonlicht te zetten. Het immense Nassermeer ligt pal vóór de tempels. We mochten eveneens een kijkje nemen in de artificiële berg, een reusachtige koepel, waarin de tempel verhuisd werd.

Deze twee tempels zijn binnenin heel anders dan de andere tempels die we tot nog toe bezocht hebben omdat ze uit de berg uitgehouwen werden en prachtige gekleurde taferelen bevatten. Het was er verschrikkelijk warm en Ann, die al heel de nacht te kampen had gehad met buikkrampen, werd er niet beter van. Op de terugweg naar de bus kochten we voor Ann een mooie koperen armband voor 20f. Daarna terug bootwaarts, naar Aswan, weer een lange tocht, maar nu in de warmte… en ze kwetterden voort dat het een lieve lust was, de chauffeur en de mecanicien… met mooie Egyptische muziek op de achtergrond.
Na een lekkere lunch, die hier blijkbaar nooit gespeend is van de humor en de poetsen van de kelners, en een frisse douche, mocht iedereen in een feloek, koers naar het mausoleum van de Aga Khan. Toen de feloek sierlijk over het water gleed waaide er een heerlijk windje, en dat was een ongelooflijk frisse ervaring. We passeerden het Elefantine-eiland (zo genoemd omdat de grote afgeronde stenen doen denken aan olifanten), waar nog enkele ruïnes zijn van de tempel van de ramskoppige Chnoem.
Bij het uitstappen, moesten we ons weer eens doorheen de vele kraampjes wurmen, en dan volgde een lange steile weg in de brandende zon… Het was ongelooflijk heet. Allemaal hijgende, zwetende en hoogroodaanlopende mensen om ons heen.
Het mausoleum werd door volgelingen volgens zijn laatste wens in de nabijheid van zijn vroegere villa opgericht. Het is een mooi marmeren, op traditionele wijze gebouwd graf, waarop elke dag nog een verse rode roos door of namens de Begum, echtgenote van de overledene, wordt gelegd. Daarna trokken we terug naar beneden, waar we in de kraampjes een mooie djellaba voor Wim en voor mezelf kochten. Yves marchandeerde als een rasechte Egyptenaar… Daarna terug naar de feloek.
Verkopers overal om ons heen. Mooie kinderen, met grote bruine ogen, gleden in kleine bootjes rond de feloek en zongen Franse liedjes zoals, ‘Alouette, gentille alouette…’ .Heerlijk!
Daarna, koers naar een ander eiland, waar we een mooie wandeling maakten in de plantentuin aangelegd door Kitchener. Een prachtige tuin met ellenlange palmbomen en exotische planten en dieren. Fraaie bloemen ook.
Op het einde van de wandeling kregen we een groepje Egyptenaren in de gaten die een waterpijp aan het roken waren. Eén van hen, Mustafa, bleek Nederlands te kennen. Hij was al drie weken Nederlands aan het leren, aan de hand van Assimil. Na een korte babbel terug met de feloek naar de grote boot. Wim wilde op de boot absoluut rondlopen in zijn djellaba en sloeg zijn dagelijkse babbel met de barman… voor de bemanning heet Wim, ‘Mortaz’, omdat hij opvallend veel gelijkt op één van hun zonen.
Rond 23.00 uur was er een ‘surprise’ in de disco. Er werd mooie muziek gemaakt en gezongen en we sloegen met bewondering het twintigminuten durende rondtollen van een derwisj gade. De derwisjen nemen een aparte plaats in binnen de soefi‘s, dit zijn mystieke broederschappen in de Islam. Iemand wordt pas ‘derwisj’ genoemd als die persoon een ‘al-insan al-kamil’ is, een perfecte moslim die aan alle 4 deuren en 40 treden voldoet: de ShariaTariqa, Marifa en Haqiqa.

Daarna volgde een vibrerende buikdanseres met een kameel (= een stoffen kameel, waaronder twee mannen zaten)… Wim mocht op dat kameel gaan zitten, maar hij betrouwde het gammele geval niet en weigerde halsstarrig om aan de mooie smekende blikken van de buikdanseres toe te geven.

Donderdag, 18 augustus

Deze morgen om 7.00 uur gewekt en om 8.00 uur de bus in naar de stuwdam van Aswan die dankzij de inspanningen van Nasser, samen met de Russen, werd gerealiseerd. Vanop de dam heb je zicht op een weids panorama…
Daarna trokken we met de feloek naar de tempel van Philae, wat in het Egyptisch olifant zou betekenen. De aanleg van de High Damm zou een totale overstroming veroorzaken van deze tempel. Dit werd vermeden door een reddingscampagne van de Unesco. In 1974 werd om het gehele complex een damwand gebouwd, die verhinderde dat het eiland, zoals in alle jaren sinds 1902, werd overstroomd. Deze droge periode schiep de gelegenheid de duizenden tonnen modder en zand die zich in de bijna tachtig jaren tussen de gebouwen en in de hallen hadden gevormd, te verwijderen en de gebouwen zelf te reinigen. Vervolgens werden alle pylonen, hallen, kapellen en andere bouwwerken tot in het kleinste detail gefotografeerd om na een totale afbraak wederopbouw mogelijk te maken. Vervolgens werd het gerestaureerde en gereinigde Philae steen voor steen afgebroken en daarna weer op het eiland Agilkia opgebouwd, waar het in 1980 een nieuw en droog bestaan kon beginnen.
Na het bezoek, kregen we deze maal nogal opdringerige verkopers, waarschijnlijk Nubiërs. Ann werd een armbandje in gazellenleder opgedrongen, en ikzelf kocht twee koperen theekannetjes… eerst vroeg de verkoper USD 50 voor één, uiteindelijk kocht ik er twee voor USD 20. De nogal koppige Nubiër liet ons niet gerust en probeerde dwingend Ann te overhalen om met hem te trouwen… hij achtervolgde ons tot aan de bus. Guy die naast Ann zat was doodsbang omdat de man haar maar bleef bekogelen met zijn ogen. Mij keek hij met moordenaarsogen aan omdat ik nogal luid stond van mijn tak te maken en Ann aanmaande om die vervelende Nubiërs ronduit te negeren.
Daarna vertrokken we met de bus naar de onafgewerkte obelisk. Aswan was ook beroemd om zijn granietgroeven. Het merendeel van de obelisken en vele grote beelden van farao’s waren wat het materiaal betreft afkomstig uit de bergen rond Aswan. De daar gevonden onafgewerkte obelisk heeft een lengte van 42m en een gewicht van 1170 ton. Wim en Guy wandelden op de obelisk… ik zag ervan af, want het was weer eens bloedheet. Daarna weer eens doorheen de op marchanderen beluste verkopers, heb kruiden gekocht van een lieve oude Egyptenaar: safraan, koriander en rode gedroogde bloemen waarvan je heel lekkere thee kan maken.
’s Namiddags siësta, kaartjes schrijven. Rond 17.30 uur heeft Hala een uiteenzetting over het Egypte van vandaag gegeven. Het werd een zeer boeiende uiteenzetting. De vrouw blijkt in de Egyptische wetgeving heel goed beschermd te zijn en dit zou te danken zijn aan de inspanningen van de vrouw van Nasser. Ook Aids zou beperkt zijn tot een viertal gevallen voor heel het land.
Deze avond was er een Oosterse avond gepland en iedereen moest zich verkleden. Toen wij verkleed waren en klaar stonden om te gaan eten, bleek Guy plots spoorloos verdwenen. Wim was hem overal gaan zoeken, maar tevergeefs. Wim begon troosteloos op het bed te snikken en was overtuigd dat Guy in de Nijl gesukkeld was. Ann zat daar ook met een beteuterd gezicht. Yves’ speurtocht leverde al evenmin resultaat op. De angst sloeg mij om het hart, in mijn verbeelding zag ik Guy al zwemmen in de Nijl en om hulp roepen… krokodillen… in paniek trok ik mijn djellaba van mijn lijf en stormde de trappen op naar het dek… maar gelukkig kruiste ik op de trappen een nietsvermoedende, ietwat dromerige Guy. Hij was gewoon in slaap gevallen op het dek, en in het duister had niemand hem opgemerkt. Was ons dat even schrikken… Oefff!
In de eetzaal ging het er prettig aan toe, iedereen was min of meer verkleed en er heerste een gezellige sfeer. Onze kelner verklaarde in zijn puzzling Arabic-English gestamel, waar wij meestal geen jota van verstonden, dat Ann, die er echt mooi uitzag vanavond, net een echt Arabisch meisje was. De twee meest origineel verklede mensen waren volgens mij een vrouw die zich in een mummie had verkleed en een andere vrouw met een grijze vuilniszak op het hoofd.

Daarna mocht iedereen naar de disco en daar werden heel de avond spelletjes gedaan. Op een gegeven moment werd er geroepen: “We need four tall men“, waarop Wim en vriend Jan zich kordaat gingen voorstellen. Ook afvaldansen werden gedaan, en Wim bleef heel lang meedansen. Guy volgde het geheel gelaten vanop een afstand. Ann danste duchtig mee. Yves genoot samen met de ouders van Tom en Jan van de stilte buiten. Daarna op het dek nog wat nagekaart. De mensen die de bedden opmaken getuigen van veel creativiteitszin. Iedere dag wordt het bed immers anders opgemaakt, de lakens worden in alle mogelijke veelhoeken geplooid… en vanavond hebben ze in iedere kajuit, met de kledij, een lid van het gezin afgebeeld. Bij ons hebben ze Yves nagemaakt op een stoel met een broek, schoenen, een hemd, een hoofd en een zonnebril. Bij Ann, hebben ze een meisje op het bed in elkaar geknutseld, die nota’s aan het nemen is. Wie schrijft die blijft…. Bij Guy, een mooie jongeman.

Vrijdag, 19 augustus

’s Morgens de tempel van Hatsjepsoet bezocht. Eén van de fascinerendste vrouwen uit de Egyptische geschiedenis wist Hala ons te vertellen, dochter van Thoetmosis I en vrouw van haar halfbroer Thoetmosis II. Afbeeldingen tonen haar met de ceremoniële baard en de alleen aan de man voorbehouden tekenen van het koningschap. Ze kleedde zich ook als een man. Ze scheen heel geliefd en zou veel verwezenlijkt hebben voor Egypte dankzij het bevorderen van de buitenlandse handel. De tempel lijkt heel modern, en zou ontworpen zijn door haar architect Sennoeth, die verliefd op haar was en iets heel speciaals wilde verwezenlijken. Daar is ie wonderwel in geslaagd, vind ik.
De tempel vormt een geheel op zichzelf staand complex te midden van hoge, de vallei afsluitende gele kliffen. Het was weer zo verschrikkelijk warm en een lieve oude Egyptenaar zwaaide voor mij heen en weer met een groot stuk karton, wat een heel aangename verfrissing was…
Daarna trokken we met de bus naar de vallei van de koningen…

Onderweg stopten we voor de kolossen van Memnon (20m hoog), die in werkelijkheid Amenhotep 111 en zijn moeder voorstellen. De beelden waren reeds in de klassieke oudheid een toeristische attractie, o.a. omdat men meende dat zij geluiden konden maken. Vele inscripties vormen een herinnering aan zeer vroege bezoekers.
We trokken dan verder en vanuit de bus genoten we van het kleurrijke landschap: mensen die in plantages werken, kinderen en oude mannen met ezeltjes, sporadisch een vrouw in het zwart, dorpjes met kleurig versierde gevels, dan weer dorpjes zonder groen in de woesternij en de keien, met mest dat boven op het huis ligt te dampen. Kindjes die geboren zijn met het woordje “baksjiesj” in de mond.
Toen we in de dodenvallei aankwamen, bleek Wim erg veel last te hebben van de blaren op zijn hielen (dat komt ervan als je naar mama niet luistert en zonder sokken op stap gaat). Yves, die wat last van buikkrampen had, koos ervoor om met Wim in het resthouse te blijven.
Hala wist ons te vertellen dat de vallei 62 graven telt. We bezochten het graf van Ramses III, met een lengte van 124m is het één van de grootste koningsgraven. Het werd al ontdekt in 1769. Het heeft 10 zijvertrekken die alle beschilderd zijn met afbeeldingen van de Nijlgoden. De voorstellingen op de wanden laten de nachtelijke vaart van de zonnegod (Ra) zien en tonen de koning in het gezelschap van allerlei goden. Daarna het graf van Ramses II, en het derde graf was facultatief. Wij kozen het graf van Sethi II omdat daar een mummie te zien was. Het gezicht is heel goed bewaard: de fijne gelaatstrekken, zelfs de wenkbrauwen en een haartje op zijn hoofd zijn puntgaaf.
Wat ons in al de graven getroffen heeft, zijn de mooie tekeningen, de hiërogliefen, de prachtige kleuren. Hala toonde ons dan het plannetje van het graf van Toet’anchamon, hoe het er van binnen uitzag… al wat er in dat graf gevonden is, kan men in Caïro gaan bezichtigen. Deze graftombe was facultatief en enkel interessant voor diegenen die naar Caïro zouden trekken.
Daarna trokken we met de bus naar een familiebedrijfje waar albasten vazen en beeldjes werden gemaakt. We kochten er een Toetanchamonhoofdje in basalt met het gebruikelijke ritueel van heen en weer marchanderen waarin Yves een kei blijkt te zijn: het lanceren van een prijs, het kordate “maar nee, dat is toch veel te veel”, het afbieden, “het ontstellende, maar nee dat is toch veel te weinig”, het weer opbieden, het afbieden, het zwijgen, het weggaan…, terugkomen, terug weggaan…en uiteindelijk kopen… en het als vrienden afscheid nemen.
Na dit bezoek trokken we nog naar een organisatie waar perkament wordt gemaakt.
We kregen er een mooie uiteenzetting en demonstratie hoe ze van de papyrusstengels perkament vervaardigen en daarna beschilderd worden door leerlingen van een soort plaatselijke academie. We kochten er twee kleintjes,  een met de levenssleutel en twee ganzen en één met hiërogliefen.
Daarna trokken we nog naar een juwelierswinkel waar Yves een klein gouden scarabeetje voor me kocht. En hier kon je eigenlijk niet marchanderen, maar Yves probeerde het toch maar. Er werd met de verkoper luchtig heen en weer gebabbeld en op een gegeven ogenblik zei die dan uiteindelijk: “Eh bien, je vous donne le scarabée, et moi je prends votre femme, et en plus je vous donne six chameaux”. “Merci“, zei Yves, “mais il y a déjà assez de chameaux à la maison“.
Ann kocht een mooi zilveren hangertje dat het oog van Osiris voorstelt. Daarna trokken we terug naar de boot.
’s Avonds om 6.00 uur zetten we koers naar de tempel van Luxor. De 260m lange Amon tempel ligt dichtbij de Nijl in het centrum van Luxor. Deze tempel was zowel aan h’Amon gewijd als aan zijn echtgenote Moet en hun zoon Chons. Eén van de obelisken staat in Parijs. Wat in deze tempel opvalt zijn de imposante zuilen, die heel goed bewaard zijn en 16m hoog zijn. Indrukwekkend zijn ook de vele sfinxen en het prachtige beeld van Ramses II.
Na een lekker maal trokken we naar bed, want iedereen was steenmoe.
In verband met het eten moet ik nog opmerken, dat de lange graatmagere vriendelijke kok – tijdens iedere maaltijd koksmuts op het hoofd – zijn ronde deed, en telkens vroeg hij alleen maar aan Yves of het eten lekker was. En als Yves dan met overtuiging verklaarde dat het ‘excellent’ was, dan fleurde die man pas echt op.

Zaterdag, 20 augustus

Deze morgen naar de tempel van Dendera, de beroemde Rathor tempel, op de linkeroever, 69km boven Luxor. Deze tempel bevat in de voorhal 24 zuilen met Hathorkapitelen die ten dele nog hun kleur bewaard hebben. Op het plafond, astronomische tekens. Via een lage ingang (bukken) kan men in één van de twaalf onderaardse crypten van de tempel komen. In deze gangachtige ruimte zijn fraaie ongerepte reliëfs te zien. In een zaaltje boven aanschouwden we de tekens van de dierenriem, die in die tijd al dezelfde waren als vandaag, enkel het maagd teken (voorgesteld als een slang boven een kooi) verschilt. Achter de grote tempel staat de kleine Isis-tempel, die een mooi uitzicht biedt op de rijke zuidelijke muur van de Hathor-tempel zelf. Deze muur bevat mooie reliëfs, waarvan het bekendste de afbeelding van Cleopatra VII en Ptolemaeus Caesarion, de zoon van Cleopatra uit haar verhouding met Julius Caesar, is.
Boven konden we genieten van een prachtig zicht op de woestijn en de meer groene vruchtbare regio’s, terwijl boven ons een sierlijke ooievaar cirkelde. Beneden bij de bus, konden we op een stuk land, vlug nog een kijkje gaan nemen naar een waterrad (waaraan kruiken hingen) dat nog voortgetrokken werd door een koe voor de irrigatie van het veld. Daarna trokken we weer huiswaarts. We namen afscheid van onze lieve gids Hala, wisselden adressen uit, en gingen valiezen pakken.

’s Namiddags trokken we op ons eentje naar Luxor. We gingen eens een kijkje nemen naar de winkeltjes. Maakten in een winkel kennis met een Egyptenaar die een tijdje in België heeft verbleven, Ann kocht er een mooi cadeautje voor Bart, we kregen nog elk een scarabeetje, en de Egyptenaar die wat Nederlands sprak, pende de naam van Ann en Wim in hiërogliefen. De scarabeetjes waren heel welkom, want Wim, die graag om wat te relaxen autokoersen houdt en allerhande heel komplekse klassementjes maakt, gebruikte die op de boot bij gebrek aan autootjes (hij had nu toch al een twintigtal van die scarabeetjes en daar kon je al serieuze koersen mee organiseren).

Daarna gingen we met Guy nog eens gaan kijken naar het Sheraton hotel, waar Jan en Tom nog één week zouden verblijven. En tot Yves’ grote verwondering troffen we daar twee Egyptenaren aan die aan het schaken waren vóór hun winkeltje. Zoals te verwachten kon Yves zelfs aan een Egyptische schaakduivel niet weerstaan… en het begon al te duisteren toen de tevreden schaker de boot weer opkwam.
Guy en Wim hebben met Jan en Tom een andere boot gekozen, die naast ons gemeerd was, om de avond door te brengen. Wij genoten, samen met de ouders van Jan en Tom, nog voor een laatste keer van een heerlijke zomeravond.

Zondag, 21 augustus

Deze morgen met de bus naar het vliegveld van Luxor. Het vliegtuig zou twee tussenlandingen maken. Eén in New Valley en één in Caïro. In Caïro liep de boel wat in het honderd, er bleken daar twee vliegvelden te zijn, één voor binnenlandse vluchten (domestic airport) en één voor buitenlandse (international airport). Alhoewel men ons gezegd had dat de bagage automatisch van het ene vliegtuig naar het andere vliegtuig zou getransporteerd worden… bleek dat niet het geval. De verantwoordelijke van Bosphorus was niet op tijd en we wisten niet direct wat aangevangen. Maar na een tijdje kwam alles weer netjes op zijn pootjes terecht en vlogen we richting Brussel. Toen we terug in Brugge stonden, viel ons de kilte van de straten op, de grijze stenen en de afstandelijkheid van de mensen. We misten de toeters, het getater, de onbevangenheid van de bevolking en de kleuren van Egypte. Maar toch waren we heel blij weer thuis te zijn. Zouden we morgen eens proberen met een volle kar in de GB met de kassierster te marchanderen? We are such stuff as dreams are made of…